Zoeken

Spring naar content

WHITE PAPER ”Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA)”

WHITE PAPER ”Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA)”

Auteur: Robbert Peek

 De introductie van de WHOA

WHOA is de afkorting van Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). De WHOA is een onderdeel van de herijking van het faillissementsrecht met als doel de faillissementswet effectiever te maken en te moderniseren. De WHOA is hier een onderdeel van en heeft als doel om het reorganiserend vermogen van ondernemingen te versterken.

De WHOA maakt het mogelijk om voor ondernemingen in zwaar weer de schulden te herstructureren door met schuldeisers en aandeelhouders een onderhands akkoord te sluiten. De rechtbank kan dit akkoord goedkeuren (homologeren). De homologatie houdt in dat het akkoord vervolgens verbindend is voor alle bij het akkoord betrokken schuldeisers en aandeelhouders. De WHOA maakt het dus mogelijk om ook die schuldeisers die niet met het akkoord hebben ingestemd toch aan het akkoord worden gebonden. Het wordt daarom ook wel een dwangakkoord genoemd. De akkoordverklaring wordt een nieuw onderdeel van de Faillissementswet.
De WHOA lijkt hierdoor enigszins op de surseance van betaling waar ook sprake is van een dwangakkoord. De procedure is echter verschillend evenals als het doel. De WHOA kan van toepassing zijn op alle schuldeisers (dus ook preferente schuldeisers en separatisten) en zelfs op lopende overeenkomsten zoals een huurovereenkomst. Het doel van de WHOA is om buiten een officiële insolventieprocedure tot een algehele herstructurering van een onderneming en haar schuldeisers te komen.

De WHOA is daarnaast toepasbaar voor ondernemingen die een gecontroleerde stopzetting en afwikkeling van de activiteiten willen bewerkstelligen. Zowel in geval van een reorganisatie of stopzetting van de activiteiten kan waarde worden behouden door buiten een insolventieprocedure de schulden te saneren. Hierdoor kunnen, en dat is een belangrijke voorwaarde voor de toepassing van de WHOA, schuldeisers een hogere uitkering tegemoet zien.

In Engeland en Amerika is veel meer ruimte om afspraken te maken die voor alle schuldeisers en aandeelhouders bindend zijn zoals de ‘’Scheme of Arrangement”” (UK) en de Chapter 11 procedure (USA). Ook de EU heeft richtlijnen opgesteld voor verruiming van de wet. Genoeg reden voor de Nederlandse wetgever om een wetsvoorstel te ontwerpen dat ruimte biedt aan ondernemingen om buiten de huidige insolventiepraktijk een financiële reorganisatie door te voeren.

 Situatie besluitvorming omtrent de WHOA
Dit artikel is geschreven aan de hand van het huidige wetsvoorstel dat echter nog door de Eerste Kamer dient te worden behandeld en aangenomen. In de afgelopen jaren is het concept wetsvoorstel verder verfijnd. Verschillende vertegenwoordigers van klankbordgroepen van onder meer RECOFA (landelijk overleg orgaan van rechter-commissaris in faillissement en surseance), curatorenvereniging INSOLAD, de JIRA (verenging jonge curatoren), de NEVOA (beroeps-organisatie bedrijfsjuridisch adviseurs), de Nederlandse orde van Advocaten, de Nederlandse vereniging van Banken, de vakbonden CNV en FNV en de werkgeversorganisatie VNO/NCW-MKB hebben input gegeven aan de totstandkoming van het wetsvoorstel. Alhoewel de WHOA als doel heeft om bedrijven buiten een insolventie-procedure tot een schuldsanering te laten komen wordt de WHOA een onderdeel  van de faillissementswet.

Voor wie is de WHOA bedoeld?

De WHOA is bedoeld voor bedrijven met een positieve cashflow maar een te hoge schuldenlast. Voor bedrijven die in de loop van de tijd een te hoge schuldenlast hebben opgebouwd, maar aantoonbaar over rendabele activiteiten beschikten en dus een positieve cashflow hebben, is een vrijwillige schuldsanering of surseance van betaling het enige middel om een mogelijk faillissement af te wenden. Het dwangakkoord dat in surseance van betaling kan worden afgedwongen slaagt echter maar zelden en is niet bindend voor preferente schuldeisers en separatisten met als gevolg dat in Nederland op een surseance vrijwel altijd een faillissement volgt.

Het criterium om onder de WHOA in aanmerking te komen voor herstructurering is in principe een dreigend faillissement. Ook ondernemingen die kunnen aantonen dat het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij in de nabije toekomst hun schulden niet kunnen betalen kunnen de WHOA toepassen. Dit is het zogenaamde pre-insolventiecriterium dat vrij ruim kan worden opgevat. De schuldenaar kan in de huidige situatie bijvoorbeeld nog aan zijn lopende verplichtingen voldoen maar voorziet dat zonder reorganisatie een toekomstige insolventie niet valt af te wenden. Een onderneming die voorziet dat zij een lening die bijvoorbeeld over een jaar vervalt niet zal kunnen aflossen valt hier dan onder.

Ondernemingen die vanwege een te zware schuldenlast mogelijk failliet dreigen te gaan kunnen hun schuldeisers en aandeelhouders een akkoord aanbieden waarin de rechten van die schuldeisers en aandeelhouders worden gewijzigd. Dit kan zijn door een gehele of gedeeltelijk kwijtschelding van de schuld, een uitstel van betaling of de omzetting van de schuld in aandelen, de ‘’debt for Equity” swap.

Doormiddel van deze sanering kunnen de bestaande schulden worden verminderd zodat de onderneming weer toekomstperspectief heeft.
De WHOA biedt daarnaast de mogelijkheid om ook lopende overeenkomsten te herstructureren door deze te wijzigen of te beëindigen zoals bijvoorbeeld een huurovereenkomst. Een reorganisatie van het personeelsbestand valt buiten de WHOA. De wet is dus zodanig opgesteld dat de onderneming ook echt gezond weer verder kan. Opvallend is de bepaling dat partijen (inclusief groepsmaatschappijen) die zich borg hebben gesteld voor de schulden van de onderneming ook kunnen worden meegenomen in het akkoordvoorstel. Hierdoor wordt voorkomen dat de onderneming later alsnog door de borgsteller wordt aangesproken.

Het WHOA-akkoord kan worden aangeboden aan alle schuldeisers en aandeelhouders maar ook aan bepaalde schuldeisers. Preferente schuldeisers en separatisten kunnen ook betrokken worden in het WHOA-akkoord, dit is een belangrijk verschil met de surseance van betaling. Een onderneming kan er voor kiezen om alleen aan de gelverstrekkers een akkoord aan te bieden als bijvoorbeeld de financieringslasten de reden van het dreigende faillissement zijn.

De WHOA kent een groot aantal voorwaarden: de homologatie voorwaarden. Deze moeten ervoor zorgen dat het akkoord niet leidt tot een verslechtering van de positie van de schuldeisers, de zogenoemde ‘’best of creditors test’. De verslechtering van die positie is dan in vergelijking met het faillissementsscenario.
Het akkoord moet leiden tot een verbetering van de financiële positie van de onderneming. Er wordt hierbij onderscheidt gemaakt tussen de huidige waarde van de onderneming en de waarde na toepassing van het akkoord, de zogenaamde ‘reorganisatiewaarde’’. Deze toekomstige reorganisatiewaarde dient eerlijk en op basis van de rechten van de schuldeisers te worden verdeeld, dit wordt de ‘’absolute priority rule’’ genoemd.

Als één klasse schuldeisers akkoord is kan het plan worden ingediend ter homologatie

Voor het indienen van het plan tot financiële herstructurering worden de schuldeisers en daaronder ook eventuele aandeelhouders in klassen ingedeeld. De klasse indeling is gebaseerd op de verschillende rechten die schuldeisers hebben bij het verhaal op het vermogen van de schuldenaar. De rangorde, die in geval van faillissement zou gelden is hierbij leidend voor het bepalen van de klasse indeling. In het akkoord wordt per klasse een voorstel gedaan dat is gebaseerd op de rechten van de schuldeisers. Schuldeisers met dezelfde of vergelijkbare rechten worden daarom in dezelfde klasse ingedeeld. Dit is bijvoorbeeld een klasse voor preferente schuldeisers, een klasse voor de pand- en hypotheekhouders, een klasse voor concurrente crediteuren en/of een klasse voor de aandeelhouders.

De opzet is dan de volgende:

  • De te onderscheiden categorieën schuldeisers en aandeelhouders worden in verschillende klassen ingedeeld;
  • Iedere klasse dient een op die klasse afgestemd voorstel te krijgen;
  • In iedere klasse vindt een afzonderlijk stemming over het akkoord plaats.

Een klasse stemt vóór het akkoord als de voorstemmers minimaal 2/3 deel van de uitstaande schuld in die klasse vertegenwoordigen. De tegenstemmers in die klasse worden hierdoor gedwongen ook akkoord te gaan na homologatie, dit is de zogenaamde ‘’cram down’’. Voor aandeelhouders geldt dezelfde meerderheid echter op basis van het geplaatst kapitaal. Het gaat dus niet om een meerderheid van stemmen (in aantal) maar om het bedrag dat zij vertegenwoordigen.

Als één klasse voor stemt is het akkoord in principe aangenomen en is het bindend voor alle klassen,  ook de tegenstemmende klassen. Dit wordt de ‘’cross cram down’’ genoemd .
Met het akkoord van één klasse kan de onderneming vervolgens de rechter verzoeken het plan te homologeren. Indien de rechter daartoe overgaat, is het akkoord bindend voor alle betrokken partijen, dus ook voor de klassen die er niet mee instemden.
Schuldeisers die niet in een klasse zijn ingedeeld worden niet geraakt door het akkoord, hun (schuld)positie blijft dan ongewijzigd.

De WHOA heeft als doel het reorganiserend vermogen van bedrijven te versterken zonder dat daar ingrijpende insolventie maatregelen aan te pas komen. De WHOA wordt aldus toegepast door ‘’going concern’’ ondernemingen. Het is daarbij van belang dat de onderneming gewoon blijft doordraaien.  De ondernemer behoudt daarom tijdens de WHOA procedure de beschikking en het beheer over zijn vermogen. Om dit te bewerkstelligen zijn in de WHOA twee belangrijke aspecten opgenomen:

  • De onderneming kan haar bedrijfsmiddelen blijven gebruiken en voorraden verbruiken en vervreemden (verkopen) ook als daar rechten van derden op rusten zoals een eigendomsvoorbehoud of een pandrecht;
  • De onderneming kan de rechtbank vragen om een afkoelingsperiode. Gedurende deze afkoelingsperiode van maximaal twee maanden (die nog eens met twee maanden kan worden verlengd) worden lopende faillissementsaanvragen bevroren. Tijdens deze afkoelingsperiode kunnen schuldeisers niet overgaan tot het opeisen van zaken voor de voldoening van hun vordering. Ook kunnen derden hun zaken niet opeisen bij de schuldenaar.

Een volgend belangrijk aspect is dat de Pauliana achteraf niet van toepassing is. Dit is bijvoorbeeld het geval als een financier extra geld leent om het WHOA-akkoord tot stand te brengen en hiervoor een zekerheid verkrijgt bijvoorbeeld een pandrecht. Indien de WHOA operatie onverhoopt niet slaagt dan wordt deze actie niet als een Paulianeus door de curator bestempeld.

De WHOA kan op twee manieren worden aangekondigd:

  1. Een besloten akkoordprocedure die niet publiekelijk bekend wordt gemaakt. Dit wordt dan door een rechter in de raadkamer behandeld;
  2. Een openbare akkoordprocedure die in het insolventieregister en het handelsregister wordt ingeschreven.

De WHOA in de praktijk

Een WHOA aanvraag wordt gestart door het deponeren van de melding bij de griffie van de rechtbank dat de voorbereiding van de WHOA is gestart. Er is geen voorafgaande crediteurenvergadering of toetsing door de rechter noodzakelijk. De schuldenaar legt na het opstellen van het akkoord dit voor aan de schuldeisers die worden geraakt. Vervolgens volgt de stemming van de klassen op zijn vroegst binnen acht dagen plaats. Binnen zeven dagen na de stemming legt de schuldenaar een verslag van de stemming bij de griffie ter inzage met het homologatieverzoek. Vervolgens wordt binnen acht tot veertien dagen de homologatiezitting gehouden. Tot de homologatiezitting kan bezwaar worden gemaakt en om afwijzing worden gevraagd door schuldeisers. Indien de rechtbank het akkoord homologeert is geen beroep of cassatie mogelijk. Het akkoord is dan definitief en bindend.
De procedure kan dus vrij vlot verlopen en op zijn snelst binnen ca 4-5 weken.

De afkoelingsperiode
Vergelijkbaar met de afkoelingsperiode in een faillissement kan de schuldenaar de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode in te stellen. Dit heeft als doel om de slagingskans van het akkoord te vergroten doordat de schuldenaar niet tussen tijds met bijv. een faillissementsaanvraag wordt geconfronteerd. De afkoelingsperiode geldt voor maximaal twee maanden met een eventuele verlenging. Tijdens de afkoelingsperiode kunnen schuldeisers hun (onbetaalde) goederen of onderpand niet opeisen, kunnen beslagen worden opgeheven en wordt een verzoek tot surseance of faillissement geschorst. Partijen mogen lopende overeenkomsten niet opzeggen en dienen hun verplichtingen na te komen. De schuldenaar mag de goederen die hij heeft, bijvoorbeeld onder eigendomsvoorbehoud geleverde voorraad, gebruiken en zelfs verkopen. De schuldenaar moet wel voldoende zekerheid kunnen bieden dat hij zijn verplichtingen nakomt. Dit betreft dan de verplichtingen en het verbruik c.q. de verkoop die tijdens de afkoelingsperiode is ontstaan. De verplichtingen van voor de afkoelingsperiode vallen onder het akkoordvoorstel; de verplichtingen die nadien zijn ontstaan niet.

In veel overeenkomsten is opgenomen dat deze ophouden op het moment van surseance van betaling of faillissement. Deze zogenaamde ipso facto clausules zijn niet van niet toepassing tijdens de WHOA procedure.

Voorwaarden om het akkoord tegen te kunnen houden
Als één of meerdere klassen hebben tegengestemd kunnen de schuldeisers uit de tegenstemmende klasse bezwaar maken. Dit kan dus alleen door de schuldeisers uit een tegenstemmende klasse worden gedaan. Het verzoek aan de rechter is dan om het akkoord niet te homologeren. Dit kan op grond van de volgende bezwaren, de zogenaamde aanvullende afwijzingsgronden:

  • De tegenstemmende klasse ontvangt een lagere uitkering dan zij zou ontvangen in geval van faillissement en/of een lagere klasse volgens de uitkeringsrangorde wordt wel volledig voldaan, dit is de ‘’absolute priority rule’’;
  • De tegenstemmende klasse ontvangt een andere uitkering dan zij in faillissement zou ontvangen, bijvoorbeeld in geld. Iedere schuldeiser heeft namelijk recht op een uitkering in geld als zij die in faillissement ook zou ontvangen.

Indien de rechtbank besluit het akkoord niet te homologeren dan vervalt het gehele akkoord, ook voor de klasse(n) die vóór hebben gestemd. De schuldenaar mag dan gedurende drie jaar geen nieuw WHOA akkoord aanbieden.

Het kan zo zijn dat de rechter pas bij het homologatieverzoek voor de eerste keer betrokken is. Indien tegenstemmers bezwaar willen maken omdat zij in een verkeerde klasse zijn ingedeeld of er geen sprake is van een pre-insolventiesituatie of het akkoord niet kan worden nagekomen of er sprake is van misbruik, dan dienen schuldeisers dit in een vroeg stadium kenbaar te maken aan de rechtbank. Dit bezwaar valt onder de algemene afwijzingsgronden en dient binnen bekwame tijd na ontdekking hiervan te worden gemeld. Om te voorkomen dat achteraf allerlei bezwaren worden aangevoerd over bijvoorbeeld de klasse indeling of de waardering, kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige vóór de stemming de rechter verzoeken een uitspraak hierover te doen. Dit kan een trage besluitvorming door bezwaren voorkomen.

De WHOA voorziet in de mogelijkheid om lopende overeenkomsten te wijzigen of op te zeggen. Indien dit tot gevolg heeft dat een schadevergoeding dient te worden betaald wegens opzegging van het contract dan kan ook het recht op een toekomstige schadevergoeding worden opgenomen in het akkoordvoorstel.

Meerdere partijen kunnen het initiatief nemen

Bij de WHOA wordt ervan uitgegaan dat de ondernemer zelf het initiatief neemt om tot een akkoord te komen met schuldeisers en zelfs eventuele aandeelhouders. Schuldeisers kunnen echter zelf ook een akkoord in gang zetten; in de regel is dit een situatie die een ondernemer wil voorkomen. De mogelijkheden gaan nog verder: ook de aandeelhouder(s), de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging kan het initiatief nemen tot de WHOA. Zij kunnen de rechter vragen een herstructureringsdeskundige aan te stellen die het akkoord voorbereid. De rechter zal dan eerst bepalen of er sprake is van een pre-insolventie criterium, het afstevenen op een faillissement, en of de aanvraag wel in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers.
Het MKB wordt hierin beschermd doordat voor het aanbieden van een akkoord door een herstructureringsdeskundige de instemming van de onderneming nodig is. De onderneming is wel verplicht hieraan mee te werken.
Het MKB criterium is gesteld op ondernemingen, of de groep waartoe zij behoren, met minder dan 250 personen in dienst, een jaaromzet in het voorgaande boekjaar van max. € 50 miljoen en/of een balanstotaal van max. € 43 miljoen. Een grove schatting leert dat meer dan 90% van de Nederlandse ondernemingen binnen deze criteria valt.

Schuldeisers en aandeelhouders kunnen tijdens een afkoelingsperiode de rechter vragen een ‘’observator’’ aan te stellen die toezicht houdt op de totstandkoming van het akkoord.
De herstructureringsdeskundige en de observator zijn twee nieuwe insolventiefuncties.

Aandeelhouders kunnen verrast worden door de aanvraag van de WHOA

De bepaling dat de WHOA ook kan worden toegepast op de aandeelhouders maakt de positie van aandeelhouders onzeker. Dit geldt des te meer omdat voor het indienen van een WHOA herstructurering geen toestemming van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders is vereist. De WHOA gaat zelfs verder omdat hierin is bepaald dat het voorkeursrecht van aandeelhouders eveneens niet van toepassing is. Een aandeelhouder kan dus niets inbrengen tegen verwatering van zijn aandelen.

Om de WHOA toe te passen is geld nodig

De WHOA vereist, net als een onderhands akkoord of een surseance, dat de onderneming over voldoende liquide middelen beschikt om de afkoop van de schulden te kunnen voldoen. Het aantrekken van extern kapitaal zal hiervoor noodzakelijk zijn. Financiers zijn zeker in een pre-insolventiefase alleen bereid extra geld te verstrekken als daar zekerheden tegenover staan. Zij lopen hierdoor het risico dat in geval van faillissement de curator de Pauliana inroept. Om dit risico te verlagen kan de schuldenaar de rechter verzoeken hiervoor een machtiging af te geven. Hierdoor zullen deze rechtshandelingen niet door de curator kunnen worden vernietigd.

De waardering

Een belangrijk onderdeel van het akkoordvoorstel is dat de schuldeisers niet slechter af mogen zijn dan in faillissement. Met andere woorden: het aangeboden voorstel dient minimaal gelijk of hoger te zijn dan een schuldeiser zou ontvangen als de onderneming failliet is. Daarnaast wordt verwacht dat de schuldeisers meedelen in de verhoogde waarde van de onderneming na herstructurering. Deze waarde wordt de reorganisatie waarde genoemd.

Uit de waardering moet dan blijken welke opbrengst de verschillende klassen zouden ontvangen in een faillissementssituatie opdat de schuldeisers daadwerkelijk kunnen bepalen of zij met het akkoordvoorstel beter af zijn. Deze eerste waardering is op basis van de liquidatiewaarde. Vervolgens zal bepaald moeten worden hoe de opbrengst van de activa tegen liquidatiewaarde verdeeld zal worden onder de schuldeisers. Dit geschiedt op basis van de uitkeringsvolgorde in faillissement.

De tweede waarde die bepaald dient te worden is de reorganisatiewaarde.  Het uitgangspunt is dat de reorganisatiewaarde inclusief de kosten van de herstructurering hoger dient te zijn dan de waarde indien het bedrijf wordt geliquideerd. Als dit niet het geval is dan heeft de toepassing van de WHOA geen zin, de schuldeisers zijn dan namelijk niet beter af.

Over de methodiek om de reorganisatiewaarde te bepalen is geen eenduidige methode of eis gesteld. Er zijn drie methoden om tot een waardering van een onderneming te komen:

1.de inkomensbenadering, deze methodiek gaat uit van de toekomstige kasstromen, de DFC methode is hiervoor de meest gebruikte. Het bepalen van de DCF waarde is voor een onderneming na herstructurering een exercitie met veel onbekende variabelen omdat zij gebaseerd is op een steady state waarde ( een stabiele cash flow voor de komende 3-5 jaar) en een toekomstige waarde (de continuing value). De variabelen die hieraan ten grondslag liggen zijn o.a. de verhouding eigen/vreemd vermogen, toekomstige investeringen, de rentevoet en de risico-opslag.

  1. de marktbenadering, deze methode is gebaseerd op de waardering van vergelijkbare ondernemingen (meestal beursgenoteerd) en wordt aangepast aan de onderneming specifieke variabelen zoals omzet, grootte, marktpositie, groei, marktvooruitzichten etc. Hierbij wordt de EBITDA vermenigvuldigd met een bepaalde factor. In een distressed situatie zal de EBIT (het bedrijfsresultaat) negatief zijn en wellicht zal de EBITDA (bedrijfsresultaat plus afschrijvingen) nog net positief zijn. De waarde die hieruit volgt zal vele malen lager zijn dan going concern en de uitgangspunten zullen sterk afwijkingen van de peer groep.
  2. de activabenadering, deze gaat uit van de intrinsieke waarde van de onderneming. De intrinsieke waarde is het verschil tussen de waarde van de activa minus de passiva.

Deze laatste waarderingsmethode is per definitie niet geschikt voor de WHOA omdat de effecten van de herstructurering op operationeel niveau hierdoor te weinig tot uitdrukking komen. De eerste twee methoden worden veelvuldig gebruikt in going concern overnames en zouden een goede basis kunnen vormen voor de berekening van de reorganisatiewaarde mits de variabelen juist kunnen worden ingeschat.
Andersom zijn de eerste twee methoden minder geschikt om de waarde van een onderneming in distress te bepalen met name omdat de winstgevendheid laag of zelfs negatief is.

 

De waardering bepaalt wat de schuldeisers kan worden geboden. De WHOA verlangt dat de schuldeisers meedelen in een deel van de toekomstige waarde, de reorganisatiewaarde.  Het surplus tussen reorganisatiewaarde en liquidatiewaarde dient daarom als het ware onder de schuldeisers te worden verdeeld en tot uitdrukking te komen in het akkoordvoorstel.
Dit surplus moet de aanbieder van het akkoord dan ook hard kunnen maken rekening houdend met de positie van elke schuldeiser.

Het evenwicht zal gevonden moeten worden tussen de ondergrens – de liquidatiewaarde- en de bijna going concern waarde. Het woord ‘’bijna’’ slaat hier op de onzekere periode na de herstructurering. Deze zal namelijk niet alleen een schuldensanering betreffen maar ook een operationele herstructurering. Het betreft dus niet alleen een reorganisatie opzet maar is ook een waarderingsvraagstuk waarbij naast de vaste activa zoals voorraad, bedrijfspand en machines ook naar de ondernemingswaarde, debiteurenportefeuille, onderhanden werk en eventuele immateriële rechten moet worden gekeken. Er is geen standaard waarderingsgrondslag bepaald om tot de reorganisatiewaarde te komen. Deze moet echter aantoonbaar en aannemelijk hoger zijn dan de liquidatiewaarde en schuldeisers de zekerheid geven dat hun financiële positie na herstructurering beter is dan in geval van een faillissement.

Continuïteit door het vertrouwen van de schudeisers
In de nieuwe wet is niet vastgelegd dat de ondernemer ook een goed voorstel tot herstructurering van zijn organisatie in moet dienen om toestemming van de rechter te krijgen. Een voorstel tot financiële herstructurering volstaat. Toch is een goed businessplan – in combinatie met een betrouwbare waardering van de onderneming vóór en na reorganisatie – van groot belang om schuldeisers en aandeelhouders ervan te overtuigen akkoord te gaan met een voorstel tot financiële herstructurering. Zekerheid omtrent toekomstige waarden kan hen aanzienlijk motiveren mee te gaan in het plan van de ondernemer.

De WHOA biedt veel kansen

De WHOA biedt ondernemers kansen om een faillissement te voorkomen en in relatieve rust een akkoord tot stand te brengen en zo de regie over de onderneming te behouden en de continuïteit te waarborgen.

Essentieel daarbij zijn de accountant en externe experts zoals bedrijfskundigen, insolventie-juristen, valuators en taxateurs. Welke van deze professionals ook als herstructureringsdeskundige of observator zullen gaan fungeren zal de praktijk uitwijzen. Alleen met behulp van deze groep professionals kan de huidige situatie helder in beeld worden gebracht en een goed herstructureringsplan worden opgesteld.